Opdracht 2

Bij opdracht 2 ga je onderzoek doen naar de grenzen van je land. Op de pagina Grensgeval zie je de twee kaartjes van 1957 en van nu. Je gaat je eigen land opzoeken en bekijken of je land dezelfde grenzen heeft in 1957 als nu. 

 

Daarna ga je onderzoeken wat grenzen voor een land betekenen. In het bronnenboek op school of in je online omgeving, kan je informatie vinden over grenzen. Op minimaal 1 A4tje schrijf je:

  • Wat voor grens heeft jouw land? Een natuurlijke grens of een kunstmatige grens?
  • Is jouw land omringt door meerdere landen (schrijf op welke landen)? Wat zou dit kunnen betekenen voor jouw land? 
  • Ligt jouw land naast een land dat niet bij de EU hoort (schrijf op welke landen)? Wat zou dit kunnen betekenen voor jouw land?
  • Hoe denk jij over grenzen? Maak gebruik van het werkblad van opdracht 2.
  • Je beoordeelt de grens van jouw EU-land. Dat doe je zo:
    • Kijk naar het aantal landen waarmee jouw land een grens deelt.
    • Kijk naar de plaats waar jouw EU-land ligt in de Europese Unie.
    • Geef een cijfer aan de grens. Geef een 0 als je erg ontevreden bent en een 10 als je heel erg tevreden bent. Hoe hoger het cijfer, hoe tevredener je bent met de grens. Leg ook uit waarom je het cijfer geeft.
  • Waardoor zou het cijfer hoger kunnen worden?